Wat voor soort neerslag valt is afhankelijk van de opbouw van en deel van de atmosfeer, de luchtlaag die zich als een schil rond de aarde bevindt. De onderste laag van de atmosfeer noemen we de troposfeer. Deze laag variert in dikte tussen grofweg 10 en 15 kilometer. Het is de laag waarin het weer zich afspeelt.

In een standaardsituatie neemt de temperatuur af naarmate je hoger komt, maar dat is niet altijd zo. Soms is er bijvoorbeeld een warme tussenlaag aanwezig waardoor de temperatuur ook weer enige tijd kan stijgen als je omhoog beweegt. Wanneer die verschillen in temperatuur zich ook afspelen rond nul graden kan dit grote consequenties hebben voor de neerslagsoort.

Om neerslag te krijgen heb je bewolking nodig. De bewolking kunnen we opdelen in twee hoofdgroepen. Cumuliforme bewolking en stratiforme bewolking. Bij de eerste groep die we ook wel convectieve bewolking noemen, spelen sterke verticale bewegingen zoals een rol in bijvoorbeeld het neerslagproces. Deze wolken noemen we ook stapelwolken. Bij stratiforme bewolking hebben we het over gelaagde bewolking waarin die verticale bewegingen minder van belang zijn. 

We gaan nu verder met de gelaagde bewolking.Wanneer er een dik pakket bewolking aanwezig is komen er neerslagprocessen op gang in de wolk. Als de bovenlucht onder nul is dan zijn dat sneeuwvlokjes. De vlokjes worden groter en zwaarder en gaan vallen. Bij een normale opbouw van de troposfeer komen de vlokken in steeds warmere lucht terecht en smelten. Er valt dan regen op de grond,

Is de troposfeer anders van opbouw dan zijn er andere neerslagvormen mogelijk zoals sneeuw, onderkoelde neerslag en hagel.

Hoe ontstaat sneeuw

Hoe ontstaat zomerhagel

Wat is ijsregen

Wat is ijzel